Op een dag werden twee boeddhistische monniken, vanuit het klooster boven op een hoge berg diep in de Himalaya, erop uitgestuurd om in het dorp aan de voet van de berg proviand in te slaan.

De twee monniken, de een jong de ander oud, liepen rustig over een uitgesleten pad naar beneden toen het pad na een bocht plotseling onderbroken werd door een woeste stroom van gletsjerwater, ontstaan door de lentezon die al een aantal weken op de met ijs bekleedde bergtoppen scheen.

De stroom water was zo’n 10 meter breed en heuphoogte diep en zou best een uitdaging zijn om over te steken voor de twee monniken.
Toen ze de eerste stappen in het ijskoude water zetten, ontwaarde ze aan de overkant een vrouw die schijnbaar ook wilde oversteken maar dat niet kon aangezien ze mindervalide was en een stok gebruikte als ondersteuning.

De oude monnik bedacht zich niet, stak de stroom over, tilde de vrouw op zijn rug en liep terug naar de andere kant waar hij de vrouw neerzette en haar beleefde dankbetuiging wegwuifde. De vrouw bedankte hem nog een keer en vervolgde haar weg de berg op.

De jonge monnik had al die tijd met zijn mond open gestaan en met stijgende verbazing gekeken naar wat de oude monnik aan het doen was aangezien het tegen alles inging wat hij geleerd had.
Volgens de regels van het klooster mochten zij op generlei wijze contact hebben met vrouwen.

De jonge monnik confronteerde de oude monnik hiermee en zij dat hij dit tegen de abt zou zeggen zodra ze terug waren uit het dorp.

De oude monnik haalde hierop zijn schouders en keek glimlachend naar zijn metgezel en had het hem al vergeven. De twee monniken staken nu samen de stroom over en vervolgden hun weg naar het dorp. Een aantal keren begon de jonge monnik over het incident bij de stroom en liet hij de oude monnik weten dat hij het echt niet vond kunnen wat hij had gedaan waarop deze hem lachend toe knikte en vroeg hoe de vrouw anders aan de overkant was gekomen? Op deze vraag had de monnik geen antwoord.

Na een aantal uren kwamen zij aan in het dorp en deden waarvoor ze gekomen waren om daarna hun intrek te nemen in een kamer in een herberg. Na een warme maaltijd gingen ze vroeg slapen en stonden weer vroeg op om terug te keren naar het klooster.

Ze waren nog niet op weg en of de jonge monnik begon weer over het incident van de vorige dag met de vrouw. De oude monnik keek de jonge monnik niet begrijpend aan en vroeg waar hij het over had.

De jonge monnik reageerde geïrriteerd en zij “u weet best waar ik het over heb. U had nooit die vrouw op uw rug mogen tillen!” “Ohh bedoel je dat antwoordde de oude monnik. Ik was het hele incident alweer vergeten en ik geef toe dat ik dat niet had mogen doen volgens de regels van het klooster maar ik heb haar maar een paar minuten gedragen tijdens het oversteken van de stroom…………..maar jij draagt haar al vanaf gisteren bij je. Laat het los!” Het moraal van dit verhaal is:

Je kunt je druk maken over allerlei zaken en daar al je energie in steken maar het kost je veel minder energie wanneer je het los laat en leert relativeren.

Pin It on Pinterest

Share This